Pluimveeweb: ‘Meer kans op vogelgriep bij uitloop op kleigrond’

14-04-2015

Uitloopbedrijven op kleigrond hebben een 5,8 keer grotere kans op een besmetting met laagpathogene vogelgriep dan legpluimveebedrijven met vrije uitloop op andere grondsoorten. Kleigronden liggen over het algemeen in waterrijke gebieden en zijn vaak watervogelrijk en in gebieden met veel watervogels is er een grotere kans op een besmetting met vogelgriep.

Dat schrijft Staatssecretaris Sharon Dijksma in een Kamerbrief betreffende een onderzoek naar vrije uitloop en laagpathogene vogelgriep. In een onderzoek door het Centraal Veterinair Instituut (CVI), Wageningen UR en de Gezonheidsdienst voor Dieren zijn 40 uitloopbedrijven met een vogelgriepverleden (LPAI) aan de hand van vragenlijsten vergeleken met 81 uitloopbedrijven waar nooit vogelgriep is gevonden.

De kans op een besmetting met laagpathogene vogelgriep op een uitlooplegbedrijf is 3,3  keer groter als de pluimveehouder tenminste één keer per week wilde eenden in de vrije uitloop ziet, vergeleken met uitlooplegbedrijven waar minder vaak eenden worden gezien.

Deze bevinding bevestigt de indruk dat wilde eenden een rol spelen bij de insleep van vogelgriepvirussen op pluimveebedrijven. Deze relatie werd in dit onderzoek niet voor andere wilde (water)vogels, bijvoorbeeld ganzen, gevonden.

7,7 keer grotere kans

Dijksma vindt het van belang meer kennis te verkrijgen over de factoren die een rol spelen bij de besmetting van een pluimveebedrijf met vogelgriep. Het is wetenschappelijk vastgesteld dat vrije uitloop voor pluimvee een risicofactor is voor het oplopen van vogelgriepinfecties.

Het Centraal Veterinair Instituut (CVI) heeft daarbij berekend dat legpluimvee van uitloopbedrijven in Nederland een 7,7 keer grotere kans hebben om besmet te raken met een vogelgriepvirus dan legpluimvee van traditionele bedrijven die de legkippen binnen houden.

Watervogels reservoir voor vogelgriepvirussen

Daarnaast is het algemeen bekend dat wilde watervogels een natuurlijk reservoir zijn voor vogelgriepvirussen. Dit is daarom het meest voor de hand liggende aanknopingspunt voor het verhoogde risico van de uitloop. Om adequate maatregelen te kunnen nemen om het risico van de vrije uitloop te verminderen is meer kennis nodig over specifieke risicofactoren.

Vragen zoals het belang van de verschillende (water)vogelsoorten, wanneer worden wilde (water)vogels besmet met vogelgriepvirussen en met welke maatregelen kunnen de risicosoorten uit de uitloop worden geweerd, moeten worden beantwoord.

Het CVI doet vervolgonderzoek naar vogelgriep en onderzoekt onder meer of er bepaalde perioden zijn waarin het risico op besmetting groter is. Bij wilde watervogels wordt het virus jaarrond gevonden.

Tekst:Tom Schotman

 
 

Inloggen op de ledenportal