8 okt 2015
Wageningen - Het aantal deelnemers aan de praktijkmonitoring van onbehandelde en behandelde koppels leghennen en vleeskuikenouderdieren is nog te klein om te kunnen beoordelen of houden van niet-snavelbehandeld pluimvee haalbaar is.
Tot nu toe zijn drie koppels leghennen en één koppel opfokleghennen gemonitord, een kleine twintig vleesvermeerderingskoppels en zo'n tien opfok-VB-koppels. ,,We hebben er meer nodig voor een goede analyse'', zegt Ingrid de Jong, onderzoekster van Wageningen UR, dat de gegevens gaat analyseren. ,,Er moeten er nog wel de nodige bijkomen'', voegt haar collega Thea van Niekerk toe.
Snavelbehandeling vanaf september 2018 verboden
Vanaf 1 september 2018 wordt het verboden de snavels van leghennen, ouderdieren en kalkoenen te behandelen. Dat verbod wordt wellicht uitgesteld als uit een evaluatie in 2017 blijkt dat het niet behandelen van snavels onverantwoord is. Evalueren is dus heel belangrijk en dient op de juiste en voldoende gegevens te zijn gebaseerd om er conclusies aan te mogen verbinden.
Effecten van nalaten ingrepen
De monitoring is erop gericht na te gaan wat de effecten van het nalaten van ingrepen (vooral de snavelbehandeling) zijn op dierenwelzijn en technische resultaten en welke managementfactoren het succes van het houden van niet-behandelde koppels vergroten.
Monitoring eiersector in opstartfase
Dat in de pluimveevleessector al meer koppels zijn aangemeld dan in de eiersector, komt volgens onderzoekster Van Niekerk doordat in de pluimveevleessector de praktijkmonitoring eerder is opgestart. In de eiersector is dat pas in juni gebeurd. ,,Ik denk dat dit soort activiteiten wat opstarttijd nodig hebben en dat wat extra aandacht nodig is om het 'aan de rol' te krijgen. Vlak voor de zomervakantie is ook geen echt goede tijd om de boel op te starten.''
In de eiersector staan de monitoring van twee koppels op het punt om te worden uitgevoerd.
Ook zittende koppels met behandelde dieren
De Nederlandse Vakbond Pluimveehouders (NVP) riep onlangs pluimveehouders op om deel te nemen aan de praktijkmonitoring. Ook zittende koppels met behandelde dieren worden meegenomen; deze gelden als een nulmeting/referentiegegevens.