Veel legpluimveehouders zijn onvoldoende bekend met de mogelijkheden van vaccineren tegen salmonella. Dit blijkt uit onderzoek van Elanco Animal Health.
Vanwege die gebrekkige kennis maakt 70% van de legpluimveehouders geen bewuste keuze bij de vaccinatie. Die laten ze vaak over aan de opfokorganisatie. Daardoor laten ze kansen liggen in de preventie van salmonella. "Een bewuste vaccinkeuze is de volgende stap vooruit in de preventie van salmonella", stelt Rogier van Leeuwen, dierenarts bij Elanco.
In het onderzoek gaf een derde van de 131 deelnemende legkippenhouders aan niet te weten dat er meerdere vaccins tegen salmonella zijn, terwijl 16% geen van de beschikbare vaccins kent en 17% zelfs niet weet met welk vaccin hun eigen kippen zijn geënt.
Pluimveehouder vreest financiële schade
Uit het onderzoek blijkt dat twee derde van de respondenten een salmonella-besmetting als een serieuze bedreiging ziet. Onder de legpluimveehouders met meer dan 50.000 hennen is dit zelfs 80%. "Ondernemers nemen salmonella-preventie zeer serieus", constateert Van Leeuwen. "Ze vrezen vooral de financiële schade door beperkte afzetmogelijkheden en afkeuring van de eieren, maar ook de ruiming van het koppel. Ook vrezen velen de bijkomende stress en emotionele schade als gevolgen van een salmonella-besmetting."
Pluimveehouder geeft vaccineren tegen salmonella voorrang
Bescherming tegen salmonella heeft bij veel legpluimveehouders een hoge prioriteit. Vaccineren wordt gezien als een wezenlijk onderdeel van de preventie. Bijna alle ondervraagde pluimveehouders (95%) zegt ook zonder subsidie op de vaccinatie daarmee door te gaan. “Een goede salmonella-preventie bestaat uit een scala aan maatregelen, van hygiëne en ongediertebestrijding tot goed vaccineren. We zien in het onderzoek dat pluimveehouders veel aan preventie doen, maar dat hun kennis op het gebied van vaccineren tekort schiet om hierin een bewuste keuze te maken”, aldus Van Leeuwen.
Tekort aan kennis over vaccineren
Volgens Van Leeuwen heeft de beperkte kennis bij legpluimveehouders deels te maken met de structuur van de keten. De hennen worden immers in de opfokperiode geënt, niet op het legbedrijf. “Toch kan de legpluimveehouder hier zeker invloed op uitoefenen. Het baart me zorgen dat bijna drie kwart aangeeft geen bewuste keuze voor een bepaald vaccin te maken. Zeker omdat veel pluimveehouders wel uitgesproken wensen hebben met betrekking tot de kwaliteit van het vaccin.” Zo worden brede werkzaamheid (80,7%) en werkingsduur (57,8%) met afstand het vaakst genoemd als belangrijke eigenschappen van een vaccin. “Een lange werkingsduur is zeer belangrijk en wordt steeds belangrijker nu de hennen ouder worden. Toch wordt de meerderheid van de hennen nog altijd gevaccineerd met vaccins die hooguit tot 60 weken optimale bescherming bieden. Vooralsnog kiest slechts 20% voor een vaccin met een langere werkingsduur.”
Ook blijkt dat een meerderheid van de hennen alleen geënt is voor één van de meest voorkomende vormen van Salmonella (enteritidis of typhimurium), of met een combinatie van levende vaccins met een geïnactiveerd vaccin. Terwijl er goede levende combivaccins op de markt zijn.’’
Dierenarts en opfokorganisatie belangrijkste adviseurs
Van Leeuwen raadt legpluimveehouders aan in gesprek te gaan over de salmonalla-vaccinatie met hun dierenarts en de opfokorganisatie. “Die komen in het onderzoek naar voren als de belangrijkste adviseurs van de pluimveehouder als het gaat om salmonella-vaccinatie.”