| Pluimveeweb: 'Voervoorlichter mag Belgische stal niet meer in vanwege vogelgriepdreiging'
20-05-2019
Voervoorlichters en andere erfbetreders mogen Belgische pluimveestallen niet meer in om verdere verspreiding van het laagpathogene vogelgriepvirus type H3 te voorkomen. Dit is één van de maatregelen die het Belgische ministerie van Landbouw maandag 20 mei instelde.
Diergezondheidszorg Vlaanderen zet alle maatregelen op een rijtje.
- Vanaf nu moeten de criteria van verhoogde waakzaamheid (is inzenden van monsters om vogelgriep (AI) en Newcastle Disease (NCD) uit te sluiten) op het niveau van de stal worden geïnterpreteerd en niet langer op het niveau van het hele bedrijf. De criteria zijn:
- een daling van de normale voeder- en waterconsumptie van meer dan 20 procent;
- een sterfte van meer dan 3 procent per week;
- een daling van de leg met meer dan 5 procent die langer dan twee dagen duurt;
- klinische tekenen of letsels bij post-mortem onderzoek die wijzen op aviaire influenza.
- In commerciële pluimveebedrijven moeten de voertuigen bij het binnenkomen en verlaten van het bedrijf gereinigd worden met een toegelaten biocide (op deze link staat een lijst met toegelaten producten: http://www.favv.be/dierengezondheid/vogelgriep/_documents/ListedesPBPT3_H5N1_000.pdf).
- Vanaf nu is het zowel verboden om pluimvee van verschillende herkomst op eenzelfde voertuig te laden als om pluimvee van eenzelfde voertuig op meerdere bedrijven te lossen.
- De toegang tot een pluimveestal of een broeierij is verboden voor alle personendie niet tot het bedrijf behoren. De verantwoordelijke neemt daartoe alle nodige maatregelen.
Dit verbod geldt niet voor:
- het personeel dat nodig is voor de bedrijfsvoering;
- de dierenarts;
- medewerkers van het Voedselagentschap, van andere overheden, en de personen die in hun opdracht werken.
Al deze personen – maar ook deze die dagelijks op het bedrijf werken – moeten bedrijfseigen of wegwerp laarzen en overkledij gebruiken vooraleer ze de pluimveestal of de broederij betreden. Iedereen neemt alle mogelijke voorzorgen om de verspreiding van ziekten te vermijden.
Maatregelen voor bedrijven die al besmet zijn
Bij bedrijven die met H3 besmet zijn moet de mest, de drijfmest en het strooisel van de besmette stallen worden ontsmet met een toegelaten biocide (zie link naar de lijst) en vervolgens worden verwerkt of behandeld volgens Verordening (EG) nr. 1069/2009 (= verordening dierlijke bijproducten).
Op dit moment is op 38 bedrijven verspreid over West- en Oost-Vlaanderen de aanwezigheid van een H3-virus vastgesteld.
Tekst: Tom Schotman
|