Er is bijna niemand die de lucht boven Brabant zo goed kent als Lidwien Smit. Ze mag dan een kind zijn van de stad Utrecht, haar werk- en onderzoeksterrein bevindt zich al jaren in Peeldorpen als Someren, Bakel en Sint-Anthonis. De afgelopen weken was ze als epidemioloog aan de Universiteit Utrecht vooral druk met nertsen. En stond ze met haar meetapparatuur in een door corona getroffen stal, gekleed in een soort maanpak. ,,Binnen lag de besmettelijkheid heel hoog. Maar even buiten de stal troffen we al geen virusdeeltjes meer aan.”
Emoties bij om wonenden
Tegen die achtergrond begrijpt Smit de zorgen over de vermeende relatie tussen corona en de uitstoot vanuit de veehouderij maar al te goed. Want ja, het is frappant dat Oost-Brabant op de coronakaart van Nederland wéér donkerrood kleurde. De overlap met het Q-koortskaartje en het kaartje met gegevens over de hoeveelheid fijnstof is ook Smit niet ontgaan. ,,De vraag waarom juist dit deel van Nederland zo zwaar getroffen is, is heel legitiem”, vindt ze. ,,En het is zeer de moeite waard om dat grondig te onderzoeken. Maar de stellige conclusies die nu op basis van data-onderzoek al worden getrokken, vind ik voorbarig.”
Britse onderzoekers vergeleken de coronastatistieken van alle Nederlandse gemeenten met de hoeveelheid fijnstof in de lucht. Daarbij brachten ze correcties aan voor zo'n twintig factoren die het beeld zouden kunnen vertroebelen. Toch kwam er een sterk statistisch verband boven. Wat zijn uw bezwaren tegen die werkwijze?
,,De onderzoekers hebben best een nuttige dataset, maar gaan aan een aantal belangrijke factoren voorbij. Bijvoorbeeld dat de overheid na de eerste uitbraken in Brabant maatregelen heeft genomen om verdere verspreiding te voorkomen. Tel daarbij op dat een epidemie heel grillig verloopt: als zo'n virus met carnaval onder de radar aanwezig is, is toeval een grote factor. De ene carnavalsvierder die zich net niet helemaal lekker voelt en corona heeft, infecteert niemand. Een ander blijkt heel besmettelijk en infecteert honderd man. Als daar dan net even een zorgmedewerker bij zit die het vervolgens weer naar een verzorgingshuis brengt, ontstaat al snel een flink brandje. In deze studie zijn alle cijfers van februari tot juni bij elkaar opgeteld.”
Vorige maand legde de gerenommeerde universiteit Harvard al een verband tussen luchtkwaliteit en corona op basis van Amerikaanse data. Nu is er nog uitgebreider naar Nederlandse cijfers gekeken. Is dat dan helemaal niets waard? Of is hier sprake van een botsing van wetenschappelijke stijlen: tussen datawetenschappers die hoogover cijfers analyseren, en u als epidemioloog die eerst een grondige analyse wil maken?
,,Ik gebruik als epidemioloog dezelfde modellen als dat deze studies doen, maar dan uitgebreider. Ik vind het vooral opportunisme: hier ontbreken gewoon belangrijke factoren. Een vergelijking tussen meer dan 300 gemeenten lijkt bijvoorbeeld best grondig. Maar die gaat er wel aan voorbij dat de verschillen in luchtkwaliteit binnen een gemeente vaak veel groter zijn dan tussen de gemiddelde waarden van gemeenten. Als je dichtbij een snelweg of een grote stal woont - of juist op een plek waar de lucht relatief schoon is - zegt de gemiddelde waarde binnen een gemeente uiteindelijk niets over jouw situatie.”
,,Maar mijn grootste probleem is uiteindelijk dat dit onderzoekers uit andere vakgebieden zijn die vergeten de vraag te stellen of de resultaten ook echt plausibel zijn. Ik heb zelf wel getwijfeld of ik me zo tegen dit soort studies uit moet spreken. Als voorvechter van gezonde lucht kan ik ook blij zijn met de aandacht die er voor luchtkwaliteit is. Maar ik vind het wel problematisch dat deze eerste conclusies van groot belang zijn voor de beeldvorming. Door drie extra correcties is het verband tussen luchtkwaliteit en corona in de Harvard-studie al teruggebracht van 15 tot 8 procent, maar daar heeft niemand het meer over. Als we straks na een paar jaar epidemiologisch onderzoek concluderen dat het allemaal subtieler ligt, is de toon allang gezet.”
U doet al ruim tien jaar onderzoek naar het verband tussen veehouderij en volksgezondheid in De Peel. Hoe is dat ooit begonnen?
,,Mede door de Q-koortsuitbraak, maar ook doordat huisartsen in Oost-Brabant aangaven dat luchtwegklachten bovengemiddeld vaak voorkwamen. We hebben er uiteindelijk onder een grote groep inwoners van verschillende dorpen gezondheidsonderzoek gedaan. Dat was heel uitgebreid: bij bijna 2.500 mensen is bijvoorbeeld bloed afgenomen en de longcapaciteit getest. We zijn dat niet voor niks in De Peel gaan doen: juist vanwege de grote varkenshouderij leek dat een interessant onderzoeksgebied. Maar uiteindelijk hebben we nooit een rechtstreeks verband tussen varkenshouderij en gezondheidsklachten gevonden. Wel bij geitenhouderijen: daar komen bij omwonenden bovengemiddeld veel longontstekingen voor. Bij pluimveebedrijven zagen we dat verband aanvankelijk ook, maar in latere jaren niet meer. Klachten als astma en COPD komen op zichzelf niet vaker voor; de longfunctie in onze onderzoeksgroep was ook niet slechter dan elders in het land. Wel hebben mensen met dit soort longaandoeningen vaker hevige klachten, met name als er veel ammoniak in de lucht is. Positieve verbanden zijn er ook: mensen die in de buurt van een boerderij zijn opgegroeid, hebben minder vaak last van allergieën.”
Hoe serieus moeten we zo'n verband tussen geitenhouderijen en longontstekingen precies nemen? En kan het zijn dat dit alleen het topje van de ijsberg is, en dat we nog heel veel níet weten?
,,Het gaat in elk geval over grote groepen mensen die bij een stal in de buurt wonen. Dat maakt dat ook een redelijk subtiel verband zoals dit wél grote impact heeft. De kans dat er bij varkensstallen heel veel aan de hand is dat we nog niet weten, acht ik niet zo groot. De onderzoeken die we gedaan hebben, zijn al erg uitgebreid. Wel zou het kunnen zijn dat een zwak verband bij pluimvee, dat uiteindelijk is weggevallen, later toch weer een zwak verband blijkt te zijn.”
Verwacht u ook zo'n verband als het gaat om luchtkwaliteit en corona?
,,Ik denk dat er bij nadere analyse best iets van een verband zal blijken te bestaan. Corona is een luchtweginfectie, en we zien dat er verbanden zijn tussen fijnstof en luchtwegklachten: zowel in steden als in landbouwgebieden. Het kan bijvoorbeeld ook best zijn dat mensen die Q-koorts hebben of hebben gehad gevoeliger zijn voor corona. Maar dat soort onderzoeken zullen grondig moeten plaatsvinden. Discussies over luchtkwaliteit zul je met nuance móeten voeren. Het is nodig om iets aan slechte lucht te doen, maar onze uitstoot wordt niet nul. Er zijn altijd risico's, of het nu een stal is of een snelweg. Soms wordt er wel erg alarmistisch gedaan over de rol van de veehouderij. Tegelijkertijd bestaat aan de agrarische kant de neiging om alles maar weg te willen gummen, en dat is ook niet terecht. Maar een verband zal altijd veel subtieler zijn dan wat er nu naar voren komt. Knallende effecten zoals in deze eerste onderzoeken naar voren komen, bestaan eigenlijk niet als het om luchtkwaliteit gaat.”