Boerderij: Rechter: ophokplicht is normaal bedrijfsrisico29-07-2021
Een ophokplicht die langer duurt dan de 12-wekentermijn (inmiddels 16 weken) voor vrijeuitloopeieren is een normaal bedrijfsrisico voor bedrijven die vrijeuitloopkippen houden.
Dat constateert het Gerechtshof Den Haag in een hoger beroepszaak die zes pluimveehouders aanspanden. Het gerechtshof komt tot de conclusie dat de Nederlandse Staat de pluimveehouders geen vergoeding hoeft te betalen, omdat de 12-wekentermijn werd overschreden tijdens de ophokplicht in de winter van 2016-2017. Ook gaat de rechtbank er niet in mee dat de overheid de ophokplicht destijds sneller had moeten afbouwen, regionaliseren, of duidelijker had moeten motiveren op basis van welke gronden deze in stand bleef. Criteria voor instellen ophokplichtDe pluimveehouders vinden dat onduidelijk is waarom de ophokplicht destijds in stand bleef, en willen dat de overheid komt met een duidelijke set aan criteria die de basis vormen voor het instellen/handhaven van een ophoklicht. De rechters concluderen dat zij daar wel behoefte aan kunnen hebben, maar dat het niet betekent dat dergelijke harde criteria hiervoor ook op te stellen zijn. Afwaarden tot scharreleiDe rechtszaak over de ophokplicht in de winter van 2016-2017 loopt al enkele jaren. In 2019 concludeerde de rechtbank Den Haag al dat de overheid volledig in zijn recht stond om de ophokplicht langer dan 12 weken te laten duren. Vanaf 12 weken moeten eieren van vrijeuitloopkippen afgewaard worden tot scharrelei, wat deze pluimveehouders een cent of 2 tot 3 per ei kost. Die termijn is overigens inmiddels (Europees) opgerekt tot 16 weken. Een ruime beleidsvrijheidZes pluimveehouders gingen in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, maar zijn dus nu wederom in het ongelijk gesteld. Ook deze winter was er een enorm lange ophokplicht in Nederland. Pas na 34 weken trok de overheid de ophokplicht voor de eerste 5 van de in totaal 20 regio’s in. De rechtbank concludeert nu opnieuw dat de overheid (destijds nog staatssecretaris van Economische Zaken, die de verantwoordelijkheid voor vogelgriepbestrijding droeg) een ruime beleidsvrijheid heeft om maatregelen te nemen ter bestrijding van vogelgriep. Ook hoeft de overheid niet verplicht te laten zien hoe de commerciële belangen van vrijeuitloop-pluimveehouders worden meegenomen bij beslissingen over het al dan niet beëindigen van de ophokplicht. |