Boerderij: Minder wilde vogels met bomen in de uitloop06-04-2022
Bij legpluimveehouderijen met een uitloop waarvan tenminste 8% van het oppervlak begroeid is met houtige beplanting worden minder wilde vogels gezien die een risico vormen voor besmetting met vogelgriep. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Monique Bestman van het Louis Bolk Instituut. Bestman promoveerde 5 april aan de Universiteit Utrecht. Haar dissertatie is getiteld ‘Welfare and health aspects of free ranges for laying hens’. Het onderzoek naar wilde vogels die vogelgriep kunnen verspreiden, was één van de onderzoeken in het proefschrift. Het onderzoek werd gedaan bij elf biologische en vrije uitloopbedrijven. De uitlopen die voor tenminste 8% van het oppervlak begroeid zijn met houtige beplanting (bomen, struiken of miscanthus) werden daarbij vergeleken met uitlopen zonder houtige beplanting. Er werden niet alleen in de uitlopen met begroeiing minder risicovogels gezien in de nabije omgeving van kippenuitlopen, maar ook in halfopen landschappen, bijvoorbeeld met houtwallen of houtsingels. Onderzoek naar contactVolgens Bestman past het planten van bomen of struiken in de set maatregelen die pluimveehouders kunnen nemen tegen aanwezigheid van risicovogels in de vrije uitloop. Ze stelt wel dat nader onderzoek nodig is naar de kans op contact tussen een kip en een wilde vogel (of zijn uitwerpselen) bij een toename van de houtige beplanting in uitlopen. Als de hennen door maatregelen van de pluimveehouder hun uitloop beter gaan gebruiken, kunnen er namelijk meer contactmomenten ontstaan met wilde vogels of met hun uitwerpselen, ook als die wilde vogels de uitloop minder gebruiken. Dat pluimveehouders gebruik van de uitloop kunnen stimuleren blijkt uit een ander onderzoek beschreven in het proefschrift. Het onderzoek werd gedaan bij pluimveehouderijen in Nederland en zeven andere Europese landen. Gemiddeld gaat naar schatting van de pluimveehouders slechts 47% naar buiten, vooral bruine hennen, kleinere koppels, koppels met hanen erbij en koppels met een beter verenkleed. Ook als er meer daglicht in de stal is, gaan de kippen eerder naar buiten. Er zijn dus factoren die de pluimveehouder kan beïnvloeden. Bestman concludeert dat maatregelen het gebruik van de uitloop van veel koppels kunnen verbeteren en daarmee ook het welzijn van de kippen. RoofdierenHet risico dat kippen buiten de stal worden gegrepen door een roofdier, leek niet beïnvloed te worden door bomen en struiken. Uit een enquête bleek dat gemiddeld bijna 4% van de hennen met een uitloop gevangen en opgegeten wordt door een roofdier, vooral door roofvogels, op een totale sterfte van zo’n 10%. In Nederland heeft – als er geen ophokplicht is zoals nu – 29% van de leghennen toegang tot een buitenuitloop. Bestman concludeert dat dagelijkse toegang tot een vrije uitloop leidt tot minder verenpikschade en minder pikwonden. |