Boerderij: ‘Vogelgrieppandemie onder wilde vogels als extreme wake-up call’

17-01-2024

Opinie

Tim van Oijen

senior beleidsmedewerker Vogelbescherming Nederland

Hoogpathogene vogelgriep veroorzaakt massale sterfte onder wilde vogels in grote delen van de wereld. De huidige pandemie is de ergste in de geschiedenis.

Vogelbescherming Nederland doet samen met haar internationale partners een oproep om de pluimveehouderij wereldwijd anders in te richten. Met minder dieren per bedrijf en minder bedrijven in een regio. Alleen zo kunnen landen de kans minimaliseren dat een nieuwe gevaarlijke variant van vogelgriep ontstaat die beschermde vogels treft.

Vogelgriep is een nare ziekte. Bij de lichte varianten die van nature onder wilde vogels rondgaan, valt het allemaal wel mee. Een geïnfecteerde vogel heeft wat diarree, verminderde eetlust, en dat is het vaak wel zo’n beetje. Hoe anders is het ziekteverloop bij hoogpathogene (ernstig ziekmakende) varianten die in de pluimveehouderij ontstaan. Ontstekingen in de hersenen leiden tot totale desoriëntatie, schokkerigere bewegingen en een onvermogen om te staan of vliegen. De meeste vogels overleven het niet.

Variant ontstaan in China

Het zeer besmettelijke en dodelijke virus dat momenteel rondgaat, is een H5N1-variant. Deze variant is eind jaren negentig ontstaan in een pluimveehouderij in China. In dat land sprong het virus vervolgens over op trekvogels, die het verder brachten. In Nederland kennen we H5N1 onder meer van de recente enorme sterfte onder grote sterns (schatting: tot 56% van de broedpopulatie), slechtvalken (eveneens halvering), kokmeeuwen, visdieven en vele andere soorten. Complete kolonies werden weggevaagd. Met het snel verwijderen van dode vogels kon de verspreiding soms nog enigszins worden gedempt.

De ziekte is ongrijpbaar en onvoorspelbaar, omdat er steeds weer nieuwe subtypen ontstaan, die zich wisselend gedragen. Ze treffen soorten waarbij eerder geen vogelgriep was vastgesteld. Ook gedijen ze niet alleen in de winter, zoals eerder het geval was, maar nu ook in de broedtijd. Die subtypen kunnen bijvoorbeeld ontstaan doordat een H5N1-variant mengt met een milde natuurlijke variant. Het is een loterij. We weten op dit moment niet welke soorten in 2024 getroffen zullen worden.

Pandemische proporties

De uitbraak van de H5N1-variant heeft inmiddels pandemische proporties aangenomen. Afgelopen najaar bereikte het virus het antarctisch gebied, wat betekent dat het zich nu over bijna alle continenten heeft verspreid. Australië en Nieuw-Zeeland zijn nog vrij van H5N1. Onderweg richting Antarctica zaaide het virus in 2022-’23 dood en verderf in Zuid-Amerika. Alleen al in Chili en Peru zijn honderdduizenden zeevogels aan vogelgriep gestorven. Als het Antarctische landijs bereikt is, als dat niet al gebeurd is, dan komt het voortbestaan van diverse soorten pinguïns, albatrossen en andere vogels ernstig in gevaar.

Het zijn niet alleen vogels die worden getroffen. De lijst van diersoorten die onder vogelgriep te lijden hebben wordt almaar langer. Het ene drama volgt daarbij het andere op. Zo was er afgelopen najaar een uitbraak onder zeeolifanten in Argentinië. Naar schatting kwamen 17.400 pups om. Incidenteel worden ook mensen ziek van deze H5N1-variant. Aan andere varianten van vogelgriep zijn wereldwijd al enkele honderden mensen overleden.

Het wrange is dat er nu weinig of niets meer aan de uitbraak onder wilde dieren te doen is. De beer is los. Bij een uitbraak onder een met uitsterven bedreigde soort kan vaccinatie mogelijk redding brengen. Deze aanpak wordt in Noord-Amerika gevolgd voor de uiterst zeldzame Californische condor. Maar vogelgriep moet bij de meeste wilde vogels uitrazen, helaas.

Pluimveehouderij minder intensief

We weten nu dat een grote impact van hoogpathogene vogelgriep onder beschermde wilde dieren niet denkbeeldig is. Die is er namelijk al. En dus kunnen overheden niet langer treuzelen of aarzelen bij het ingrijpen in de intensieve pluimveehouderij. Ze kunnen niet langer betogen dat ze de gevolgen van vogelgriep niet goed in kunnen schatten. Voor ieders ogen gebeurt het nu gewoon in volle, pandemische omvang. Dat is een wake-up call in extreme vorm.

Nederland en andere landen dienen radicaal anders om te gaan met het houden van pluimvee. De pluimveehouders wijzen steeds naar wilde vogels als verspreiders van het dodelijke vogelgriepvirus, maar dat virus heeft zijn oorsprong in de Aziatische pluimveehouderij. En het probleem ligt niet alleen in dat werelddeel. In Europa is zeker veertien keer een mild vogelgriepvirus in de intensieve pluimveehouderij opgeklopt tot hoogpathogeen virus, waaronder een H7N7-virus in Nederland.

Nederland heeft de hoogste dichtheid aan pluimvee in Europa. Die is hier zesmaal hoger dan het Europees gemiddelde. Duizenden opeengepakte vogels bieden de perfecte gelegenheid voor de vogelgriep om zich te verspreiden én te muteren. Door het houden van enorme aantallen vogels op een kleine oppervlakte, zullen er steeds weer uitbraken van vogelgriep of andere ziektes volgen. Vogelbescherming en onze internationale koepelorganisatie BirdLife International zijn daarom zeer kritisch op de huidige, intensieve manier van pluimvee houden.

Niet bij waterrijke gebieden

Het is niet zo dat er niets gedaan wordt om de risico’s in te perken. Nederland kent strenge ‘bioveiligheidseisen’ om te voorkomen dat vogelgriep een pluimveebedrijf treft. En zodra er vogelgriep in een stal is, wordt het pluimvee gedood en afgevoerd onder strikte voorwaarden. Hoewel deze aanpak primair is gericht op het voorkomen van verspreiding van vogelgriep onder pluimvee, vermindert het ook de kans op verspreiding onder wilde vogels.

Verder voeren meerdere landen grootschalige vaccinaties van pluimvee uit. Ook Nederland wil graag gaan vaccineren. Door vaccinatie is pluimvee niet meer vatbaar voor de vogelgriepvirusvariant waartegen het is ingeënt. Dat helpt ook tegen de overdracht van die variant naar wilde vogels. Het beschermt alleen niet tegen nieuwe varianten. Ook voorkomt het niet dat er nieuwe varianten ontstaan. Onlangs was er nog een uitbraak van vogelgriep in een Franse eendenhouderij waarvan alle dieren waren gevaccineerd.

Met bioveiligheid en vaccinatie wordt het probleem niet bij de bron aangepakt. De bedrijven zijn te groot en de aantallen dieren per oppervlakte te hoog. Ook liggen vele bedrijven te dicht bij waterrijke natuurgebieden waar veel wilde vogels zitten. Zonder deze problemen aan te pakken, kunnen ambities op dierenwelzijnsgebied ook niet worden waargemaakt. Vrije uitloop is bij de intensieve pluimveehouderij uit den boze, gegeven het risico op een nieuwe vogelgrieppandemie onder wilde dieren. Dat betekent dus permanent ophokken.

Internationale samenwerking

De Nederlandse overheid volgt vooralsnog een aanpak die zich primair richt op het in stand houden van de bizar grote pluimveesector. Het is daarbij verontrustend hoe weinig de ‘N’ in LNV, dus de afdeling Natuur, zich met de vogelgriepproblematiek bemoeit. Een lichtpuntje is dat de Nederlandse overheid schoorvoetend over de brug lijkt te komen met meer ondersteuning bij het oprapen van dode wilde vogels tijdens een uitbraak.

Ook wordt er gekeken naar het nemen van versterkende maatregelen voor door vogelgriep getroffen soorten. Maar zonder plan en internationale samenwerking om de pluimveehouderij anders in te richten, is het weinig meer dan symptoombestrijding.

 
 

Inloggen op de ledenportal