Boerderij: Marieke Augustijn (Royal GD): ‘Veldproef vaccinatie HPAI is een mijlpaal’02-02-2024
Royal GD voert veterinair praktijkonderzoek uit in opdracht van pluimveekoepel Avined en doet daarnaast ook ander onderzoek voor de pluimveehouderij in Nederland. Manager pluimveeonderzoek Marieke Augustijn vertelt over nut en noodzaak. Het praktijkonderzoek van GD wordt betaald via een heffing van de bedrijven in de pluimveesector. Bedrijven moeten bijdragen aan de collectieve onderzoeksgelden van Avined, omdat er een algemeenverbindendverklaring (avv) geldt. Het praktijkonderzoek naar de gezondheid van pluimvee is er in drie soorten. Het ad hoc onderzoek springt in op de actualiteit, zoals bij HPAI en NCD. Daarnaast is er onderzoek om praktisch advies te kunnen geven aan pluimveehouders en dierenartsen, onder meer naar ILT, IBV, coryza en pootproblemen. Het derde type is langetermijnonderzoek gericht op innovatie. Thema’s binnen dat onderzoek zijn stress en andere dierenwelzijnsonderwerpen, E. coli en reovirus. Marieke Augustijn benadrukt dat GD de pluimveehouders nodig heeft om goed onderzoek te kunnen doen in het belang van de sector. Als pluimveehouders aangeven met welke (nieuwe) gezondheidsproblemen hun dieren kampen, leidt dat mogelijk tot plaatsing op de onderzoeksagenda van Avined. Bovendien is de medewerking van pluimveehouders belangrijk om te kunnen testen in de praktijk. Soms gaat het slechts om het aanleveren van data, in andere gevallen om intensievere deelname aan onderzoek. “Dat midden september de veldproef vaccinatie tegen vogelgriep gestart is. Daar moesten zoveel hobbels voor genomen worden. Dat zie ik echt als een doorbraak. Er moet natuurlijk nog veel gebeuren op alle fronten, zoals de handelsbelemmeringen wegnemen, maar het is toch een mijlpaal. Daar word ik heel blij van.” Vormt vogelgriep een belangrijk deel van het pluimveeonderzoek van GD? “Ja. Zo hebben we in opdracht van Avined onderzoek gedaan naar de praktische toepassing van windbreekgaas om het vogelgriepvirus buiten de deur te houden. Dubbellaags windbreekgaas blijkt een duidelijk verlagend effect te hebben op het risico op vogelgriepbesmettingen via de luchtinlaten. Samen met Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) en Universiteit Utrecht waren we ook betrokken bij de PPS Risico vogelgriep: relatieve rol van insleeproutes en bioveiligheid op en rondom het pluimveebedrijf. GD houdt zich sinds kort ook bezig met telefonische screening bij een vogelgriepuitbraak. Die monitoring op afstand doen we in opdracht van het ministerie van LNV. De achtergrond daarvan is dat er in Nederland een aantal gebieden zijn met een hoge dichtheid aan pluimvee. Daar waren de afgelopen twee jaar veel ‘single point’ vogelgriepuitbraken (dus niet veroorzaakt door verspreiding van bedrijf tot bedrijf). Om transmissie tussen bedrijven te voorkomen, werden pluimveebedrijven binnen een kilometer van de besmetting preventief geruimd. Bedrijven binnen 1 kilometer lopen een hoog risico, maar komt dat door knaagdieren? Door de wind? Of omdat je nu eenmaal meer contact hebt omdat je buren bent? In elk geval wilde men af van het preventief ruimen van gezonde dieren, zonder dat de risico’s weer zouden toenemen. Daar is intensieve monitoring in de 3-kilometerzone voor in de plaats gekomen. GD heeft veertien dagen lang dagelijks contact met de pluimveebedrijven. We monitoren uitval, voer- en waterafname en eiproductie. Als er bijzonderheden zijn, kan er extra diagnostiek uitgevoerd worden. Bovendien halen we gedurende tien dagen maximaal vijf kadavers van gestorven dieren op om te screenen op het vogelgriepvirus. En GD neemt dus deel aan de veldproef naar een HPAI-vaccin. Dat is eveneens onderzoek in opdracht van LNV, maar ook Avined is erbij betrokken. Er wordt gekeken of twee HVT-vectorvaccins voldoende bescherming bieden. De proef duurt anderhalf jaar, maar de eerste resultaten worden al aan het einde van het eerste kwartaal van 2024 verwacht. Het is relevant onderzoek. Hopelijk gaat dat soelaas bieden. Echter, vaccinatie kan nooit andere maatregelen vervangen. Pluimveehouders moeten aandacht blijven besteden aan bioveiligheid. Vogelgriep legt druk op de hele sector. Dat wil echter niet zeggen dat het voor iedereen het grootste probleem is. Op pluimveebedrijven spelen ook andere issues.” Wat voor praktijkonderzoek wordt er verder naar pluimvee gedaan? “We houden ons bezig met dierziekten waar veel vragen over bestaan. Ieder jaar buigt de adviescommissie Pluimveegezondheid van Avined zich over de ingediende onderzoeksvoorstellen en het bestuur beslist vervolgens welke onderzoeken het meest urgent zijn. GD schrijft onderzoeksvoorstellen aan de hand van vragen die we krijgen uit de pluimveehouderij en van dierenartsen, maar de aangesloten organisaties dragen ook onderwerpen bij Avined aan. Vaak gaat het om onderzoek in combinatie met monitoring. Sinds 2017 wordt bijvoorbeeld in Nederland de D181-stam van het IB-virus aangetroffen. GD onderzoekt wat dat voor de Nederlandse situatie betekent. Het geeft een ander beeld dan de klassieke stam: er is veel sterfte. We hebben een onderzoeksvoorstel gedaan voor 2024. We willen kijken wat het effect is van de stam op de aanmaak van cellen voor het immuunsysteem in de bursa van Fabricius. Heeft een infectie daardoor gevolgen voor de vaccins die de kip krijgt? Er leven onder dierenartsen ook veel vragen over Gallibacterium anatis. Dat probleem speelt nu ook in Nederland. GD is twee jaar geleden een studie gestart. We zetten de bacterie op kweek en onderzoeken of we antibiotica kunnen inzetten. Ook onderzoeken we embryo’s in het ei. Bovendien kijken we naar het ziektemakend vermogen van Gallibacterium anatis. We plaatsen daar inmiddels vraagtekens bij. Is de bacterie de oorzaak of ‘bijvangst’? Dat heeft consequenties voor hoe we met de ziekte omgaan. Ook hebben we een project lopen over Mycoplasma gallisepticum (M.g.). Die bacterie komt veel voor in het wild en bij hobbykippen. Er is een risico dat dat overslaat op commerciële bedrijven. Je ziet nu besmettingen op pluimveebedrijven in de buurt van hobbyhouders. Dat moet je zien te voorkomen, zeker in de vermeerdering. De kennis over het voorkomen van M.g. is ook te gebruiken voor het tegengaan van de insleep van andere dierziekten. Sinds het tweede kwartaal is er een opleving van het reovirus, wat leidt tot peesschedeontsteking. We zien significant meer pootproblemen, uitval en afkeuringen. GD heeft hier vier of vijf jaar geleden al onderzoek naar gedaan. Het probleem is de juiste diagnose stellen. Het reovirus aantonen is niet voldoende. Je moet eveneens kijken naar de schade aan de pees zelf. We onderzoeken ook de bescherming via de moederdieren. Bij welke hoeveelheid antilichamen is een dier beschermd.” Werkt GD veel samen met andere kennisinstellingen? “Ja, we werken veel samen met partners. Via Sjaak de Wit, hoogleraar Integrale Pluimveegezondheidszorg aan Universiteit Utrecht en senior onderzoeker bij GD, hebben we een directe link met de Faculteit Diergeneeskunde, daar hebben we goed contact mee. Ze hebben bij de Faculteit Diergeneeskunde net wat andere expertise dan wij. Samen sta je sterker. Ook met WBVR werken we nauw samen. WBVR is nationaal referentielab voor vogelgriep en voert ook infectie-onderzoek uit bij een vogelgriepverdenking. Het instituut coördineert de PPS van de HPAI-vaccinatieproef, waaraan wij deelnemen. Ook die samenwerking verloopt goed; het is duidelijk wie wat doet. Daarnaast werkt GD veel samen met dierenartsen. Deze samenwerking stellen we bij nieuwe praktijkgerichte onderzoeken steeds meer centraal.” |